Een geode, ook wel druse genoemd, is een holle of deels holle, bolvormige knol die van binnen bekleed is met kristallen. Geodes variëren meestal in grootte van 2,5 tot 30 centimeter, maar er zijn uitzonderingen. Ze komen voor in sedimentaire gesteenten en kunnen soms zeer waardevol zijn. Een geode heeft een dunne, maar stevige buitenlaag van silicaten, vaak gevuld met een laag kwartskristallen zoals amethist of rookkwarts, hoewel er ook rutiel of calciet in kan zitten. Sommige geodes bevatten zelfs water in hun holte. Men denkt dat ze zijn gevormd als 'bellen' in het vloeibare magma dat tijdens een vulkanische uitbarsting omhoog kwam in een kraterpijp. Net zoals bellen zich verzamelen onder het vel dat zich vormt op kokende melk, zo blijven gasbellen vastzitten in het magma. Deze holtes gevuld met gas blijven bestaan na de stolling van het magma en vullen zich met verzadigde minerale oplossingen. Geodes ontstaan wanneer een laag silica zich vormt in een gastkamer, meestal een fossiele holte in het gesteente. De mineralen in het water dat langs de verharde buitenste schil stroomt, vormen kristallen op de silicalaag. In deze holtes groeien dan geleidelijk kristallen. Agaat wordt op een vergelijkbare manier gevormd. Als men geodes weegt en hun gewicht vergelijkt, kan de lichtste soms de mooiste kristallen bevatten. Om de binnenkant te onthullen, worden geodes doormidden gezaagd of met een speciale tang gebroken.