Bellen hebben een symbolische betekenis in het hindoeïsme. Het gebogen lichaam van de bel vertegenwoordigt Ananta. De klepel of tong van de bel vertegenwoordigt Saraswati, de godin van wijsheid en kennis. Het handvat van de bel vertegenwoordigt Prana Shakti - vitale kracht en is symbolisch gekoppeld aan Hanuman, Garuda, Nandi (stier) of Sudarshana Chakra. In het hindoeïsme worden bellen over het algemeen opgehangen aan de tempelkoepel voor de Garbhagriha. Over het algemeen luiden toegewijden de bel wanneer ze het heiligdom betreden. Er wordt gezegd dat door het luiden van de bel de toegewijde de godheid informeert over zijn/haar aankomst. Het geluid van de bel wordt als gunstig beschouwd, wat goddelijkheid verwelkomt en kwaad verdrijft. Er wordt gezegd dat het geluid van de bel de geest losmaakt van de gedachten die voortdurend gaande zijn, waardoor de geest ontvankelijker wordt.[3] Er wordt gezegd dat het luiden van de bel tijdens het gebed helpt bij het beheersen van de steeds afdwalende geest en het concentreren op de godheid.