Otodus is een uitgestorven, kosmopolitisch geslacht van makreelhaaien dat leefde van het Paleoceen tot het Plioceen. De naam Otodus komt van het Oudgrieks ὠτ- (ōt-, wat "oor" betekent) en ὀδούς (odoús, wat "tand" betekent) - dus "oorvormige tand". Otodus was waarschijnlijk het toproofdier van zijn tijd en jaagde gewoonlijk op vissen, zeeschildpadden, walvisachtigen (bijvoorbeeld walvissen) en sireniden. Er is ook potentieel bewijs dat Otodus op roofpotvissen jaagde; een tand die behoort tot een onbepaalde 4 m lange fyseteroïde die sterk lijkt op die van Acrophyseter ontdekt in de Nutrien Aurora Phosphate Mine in North Carolina suggereert dat een megalodon of O. chubutensis mogelijk op de kop van de potvis heeft gericht om een fatale beet toebrengen, waarbij de resulterende aanval opvallende bijtsporen op de tand achterlaat. Hoewel aasetergedrag niet als mogelijkheid kan worden uitgesloten, komt de plaatsing van de bijtsporen meer overeen met roofaanvallen dan met voeden door middel van aaseters, aangezien de kaak geen bijzonder voedzaam gebied is voor een haai om zich te voeden of zich op te concentreren. Het feit dat de bijtsporen op de wortels van de tand werden gevonden, suggereert verder dat de haai de kaak van de walvis brak tijdens de beet, wat erop wijst dat de beet buitengewoon krachtig was. Het fossiel is ook opmerkelijk omdat het het eerste bekende voorbeeld is van een antagonistische interactie tussen een potvis en een otodontid-haai die in het fossielenbestand is vastgelegd.