Calciet, ook bekend als kalkspaat, is een mineraal dat voornamelijk bestaat uit calciumcarbonaat (CaCO3) en behoort tot de meest voorkomende mineralen in de aardkorst. Calciumcarbonaat vormt zich wanneer oplosbare calciumionen reageren met CO2, waarbij koolstofdioxide een carbonaat ion vormt in aanwezigheid van een positief ion. Omdat calciumcarbonaat slecht oplosbaar is, slaat het gevormde CaCO3 neer volgens de reactie: Ca2+(aq) + CO32-(aq) → CaCO3(s). Calciet komt veel voor in sedimentaire gesteenten, aders, en afzettingen in hete bronnen en grotten in karstgebieden, waar het als druipsteen voorkomt. Het is het primaire mineraal in kalksteen en daarmee het meest voorkomende mineraal van biologische oorsprong. Calciet is het hoofdbestanddeel van kalksteen, krijt en marmer, en is ook een belangrijk onderdeel van mergel, kalkhoudende zandsteen en kalkschalie. Het speelt een rol in de chemische verwering van stollings- en metamorfe gesteenten, wat leidt tot de vorming van sedimentaire gesteenten. Calciet lost op onder lichte druk in CO2-rijk water. Als regenwater door de lucht valt, absorbeert het gasvormige CO2 en wordt zuur, waardoor het in staat is kalk op te lossen. Dit zuur water kan kalk in ondergrondse stromen transporteren, waarbij, na contact met atmosferische druk, CO2 ontsnapt en calciet neerslaat, resulterend in de vorming van stalagmieten en stalactieten in grotten. De transparante IJslandse variant van calciet, bekend als IJslandspaat, werd vroeger gebruikt om Nicolprisma's te maken. Er wordt gespeculeerd dat Vikingen mogelijk navigeerden met kristallen van dit mineraal, waarmee ze zelfs bij bewolkt weer de positie van de zon konden bepalen. Tegenwoordig wordt kalksteen vooral gebruikt in de bouw, voor het maken van kalk en cement, terwijl marmer dient als bouw- en siersteen.